Ons eerste overzeese avontuur begint in Las Vegas. Les 1: boek altijd iets voor de eerste nacht!
Het is donker als we eindelijk onze fietsen in elkaar hebben gezet en het vliegveld verlaten. We fietsen over een drukke snelweg naar de stad en gaan op zoek naar een hotel. Helaas lukt het ons niet om een kamer te vinden; alles zit vol door een event en teleurgesteld en vermoeid, fietsen we weer terug naar het vliegveld, waar we in de hal onder de romantische TL-verlichting proberen wat te slapen. Je begrijpt wel dat we nauwelijks een oog dicht doen en de minuten tellen tot er leven in de brouwerij komt en de restaurants open gaan. We laten ons het uitgebreide Amerikaanse ontbijt goed smaken en met volle magen beginnen we aan poging twee.
We fietsen over The Strip dwars door een uitgestorven Las Vegas en gaan op weg naar Red Rock Canyon. Een korte tocht, maar op de camping vallen we allebei meteen in diepe slaap.
Uitgerust beginnen we de volgende ochtend aan de klim naar de Spring Mountain Pass; de omgeving is wat je van een rocky woestijn mag verwachten. Uitgestrekt, kaal en droog. Maar immens groots en overweldigend tegelijk. Bij een benzinestation in het lege landschap trakteren we onszelf op een welkom koel drankje, alvorens we koers zetten naar Death Valley National Park. Het is februari en overdag is de temperatuur aangenaam tot warm, maar ’s nachts koelt het behoorlijk af.
We fietsen door de Twenty Mule Team Canyon Road op weg naar Zabriskie Point en genieten van de kleurrijke woestijn.
We maken een lus en fietsen via Las Vegas naar Flagstaff en zitten inmiddels op 2100m hoogte. De zon schijnt, maar er waait een koele bries. We fietsen in Navajo land en het verschil is duidelijk te zien; overal hekken, veel zwerfhonden en afval langs de kant van de weg. Na Tuba City en Kayenta verschijnen de imposante rode rotsen en voordat we het weten, zitten we midden in Monument Valley. We slaan af naar het visitor centre, van waaruit we een fenomenaal uitzicht hebben.
“Hmmm, Elmar.., weet je wat een toffe foto zou zijn? Als jij tussen die reuzen door zou fietsen daar ergens beneden. Dan blijf ik hier…”
Voordat er een einde komt aan deze fietsvakantie, ligt er nog één Nationaal Park op ons te wachten: de Grand Canyon!
Het is een lange, zware klim omhoog naar het dak van dit park en er lijkt geen einde aan te komen. Hier stoppen is geen optie en we fietser maar door en door. De nacht valt en de temperatuur daalt flink. Als we eindelijk bij de ingang van het park aankomen, is er niemand meer. En ook de campsite is gesloten. We zijn kapot en zetten onze tent op vlakbij het gesloten toilet gebouw. Elmar kookt snel nog een pasta maaltijd en niet lang daarna vallen we allebei in diepe slaap.
De volgende dag nemen we de hele dag de tijd om iets meer dan 30 kilometer te fietsen naar de hoofdcamping vlakbij het visitor centre. Onderweg stoppen we bij elke viewpoint en genieten we van de uitzichten in de diepte. Het is net een enorm, gekleurd schilderij; bijna niet voor te stellen hoe groots het is en hoe diep de Colorado rivier beneden ons loopt. We zien herten en berggeiten. De Grand Canyon is ‘grand’ in alle opzichten en een mooie manier om deze trip te beeïndigen.